Naast een aantal direct meetbare effecten van geluid op de mens (gehoorschade, bloeddrukstijging) zijn er ook effecten op stemming en welbevinden, die alleen vastgesteld kunnen worden door daarnaar te vragen. Dit is te vergelijken met hoofdpijn, (lichte) depressie en tal van andere psychische verschinselen. Dat betekent dus niet dat mensen die dit rapporteren "aanstellers" zijn: de beleefde effecten zijn reëel. Feelings are facts, zouden de Engelsen zeggen! Uit onderzoek blijkt dat er een consistent verband is tussen geluidblootstelling en mensen die gehinderd zijn.
Als iemand op een plaats gaat wonen waar veel lawaai is, treedt er in veel gevallen een snelle gewenning op in de eerste weken of maanden. Dat wil zeggen dat de meeste mensen om leren gaan met het lawaai. Lichamelijke effecten (bv hartritme verstoringen) blijven echter en vertonen geen gewenning. Afhankelijk van persoonlijke gevoeligheden en omstandigheden resteert na de eerste gewenning een zekere mate van hinder. Het is deze hinder die in de onderzoeken wordt vastgesteld. Bij de enquetes worden die mensen die pas kort er wonen uitgesloten!
Noch voor het een, noch voor het ander zijn bewijzen gevonden. De hoeveelheid hinder bij een bepaalde geluidsbelasting van een bepaalde bron vertoont eigenlijk een opmerkelijke constantheid. Wat wel een rol kan spelen is de afnemende bereidheid om aan enquetes mee te doen. Daardoor kan een vertekening ontstaan omdat mensen die ergens last van heben eerder meedoen.
De laatste jaren zijn een aantal interculturele vergelijkingen uitgevoerd, juist met het oog op het opsporen van dergelijke verschillen. Tot nu toe is daar weinig van gevonden.
Als we burenlawaai even buiten beschouwing laten (daarbij vallen elk jaar een paar doden), zijn er sterke aanwijzingen dat hoge geluidniveaus over lange tijd ondergaan tot een stijging in het aantal hart-en vaatziekten kunnen leiden. Vanwege het enorme aantal blootgestelden (in Nederland al gauw een miljoen personen boven de 65 dB(A) ) is de bijdrage aan de volksgezondheid niet te verwaarlozen.
Hoge bomen vangen veel wind, maar laten geluid vrijwel ongemoeid door. Een enkele rij bomen heeft nauwelijks meetbaar extra effect. Verder is het effect bij ons meestal alleen in het zomerseizoen merkbaar. Pas bij flinke hoeveelheden bos (stroken van > 100 m) is er sprake van enige extra demping. Getallen variëren 3 tot 6 dB extra demping per 100 meter. Het lijkt er overigens wel op dat wanneer een bron uit het zicht is, dat dat wel helpt om de hinder te verminderen.
Dit gaat uit van de gedachte dat geluiden van wegen en spoorwegen gemaskeerd worden door het achtergrondniveau. Onderzoek wijst uit dat maskering een tamelijk zeldzaam verschijnsel is: het menselijk gehoor is in staat geluiden te herkennen te midden van zeer hoge ruisniveaus (denk bv aan een gesprek op een feestje). Een zeer uitvoerige analyse van Fields gaf aan dat in een groot aantal onderzoeken hinder van één bron niet beïnvloed werd door de aanwezigheid van een andere bron.