10.1 Vergelijking met CBS-gegevens

In de vragenlijst van het onderhavige onderzoek is een vraag opgenomen (vraag A7), die is ontleend aan een vraag in het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De CBS-vraagstelling luidt: "Ik noem u een aantal zaken waarvan ik zou willen weten of u er in de woonomgeving last van heeft. Heeft u in uw woonomgeving last van …?". Men kon antwoorden met de opties altijd, soms of nee.
In tabel 8.1 zijn de percentages weergegeven van degenen die zeggen altijd of soms last te hebben. Ter vergelijking zijn tevens de percentages opgenomen van het CBS-onderzoek uit 1993 (toen nog geheten "Doorlopend Leefsituatie Onderzoek") en van voorgaande Inventarisatie Verstoringen uit 1993.

Tabel 8.1 Frequenties van vergelijkbare hindervragen uit CBS en TNO-onderzoeken .

CBS'93

N=6102

(18+)

TNO'93

N=4038

(16+)

CBS '97

n=5554 (18+)

TNO '98

n=4003 (16+)

Lawaai van auto's, motoren of brommers * 32 45 27 45
Geluiden van buren 27 32 21 28
Lawaai van vliegtuigen 22 31 19 24
Straatlawaai van spelende kinderen of jongeren *** 14 21 12 19
Stank van industrie of bedrijven (geen horeca) ** 15 17 11 14
Stank van open haarden en/of allesbranders - - 10 15
Stank van de landbouw - - 14 14
Stank van verkeer 8 11 8 11
Lawaai van treinen, trams of metro's 6 5 5 10
Straatlawaai van laden of lossen *** - - 5 10
Lawaai van industrie of bedrijven (geen horeca)** 5 6 3 4
* in CBS'98: ook vrachtauto's

** toevoeging n.a.v. ervaren onduidelijkheid in proefenquêtes TNO'98, niet als zodanig door CBS gehanteerd.

*** in CBS'93 en TNO'93 gecombineerd: "straatlawaai van laden of lossen, of van spelende kinderen"

De hinderpercentages in het onderhavige onderzoek liggen over de hele linie, met uitzondering van stank van de landbouw, hoger dan in het CBS-onderzoek. In een aantal gevallen gaat het zelfs om aanzienlijk hogere hindercijfers. Overigens waren in voorgaande TNO-Inventarisatie '93 de verschillen met CBS van gelijke orde. De ontwikkelingen in de tijd zijn bij CBS en TNO bijna steeds hetzelfde, zowel in richting als in grootte.

De vergelijking van hindergegevens op het niveau van provincies laat dezelfde verschillen zien (zie tabel 8.2). De percentages geluidhinder liggen gemiddeld 20% hoger dan in het CBS-onderzoek; voor geurhinder is dit 7%, voor geluid- of geurhinder 17%. In de provincie Zeeland zijn de percentage-verschillen steeds (aanzienlijk) groter dan gemiddeld; in de provincies Groningen, Noord-Holland en Limburg kleiner dan gemiddeld.

Tabel 8.2 Vergelijking hindergegevens met CBS-onderzoek per provincie

Geluidhinder Geurhinder Geluid- of geurhinder
CBS '97 TNO '98 CBS '97 TNO '98 CBS '97 TNO '98
Groningen 46 57 28 31 54 65
Friesland 48 62 27 42 56 76
Drenthe 44 66 40 44 58 78
Overijssel 47 73 28 33 58 80
Gelderland 47 72 30 38 61 78
Flevoland 49 73 35 32 63 78
Utrecht 53 75 26 35 61 81
Noord-Holland 65 75 31 35 71 80
Zuid-Holland 57 73 33 44 66 82
Zeeland 41 66 46 62 65 84
Noord-Brabant 48 71 33 41 61 78
Limburg 55 73 38 40 67 80
Nederland 53 72 33 40 64 79

Verklaringen voor de verschillen in hinderpercentages liggen mogelijk in methodologische verschillen:

· De steekproeftrekking door CBS gebeurt op persoonsbasis (0+), terwijl in dit onderzoek het huishouden als basis is gehanteerd. Door CBS wordt strikt vastgehouden aan de geselecteerde persoon (drie herhaalde huisbezoeken, vervolgens telefonische benadering). Voor dit onderzoek is een pragmatische werkwijze gehanteerd, namelijk dat bij afwezigheid van de gewenste persoon in het huishouden (de eerstvolgend jarige van bepaald geslacht en bepaalde leeftijd (16+)) een ander persoon uit het huishouden is geïnterviewd. Hierdoor kan mogelijk een ondervertegenwoordiging optreden van bevolkingsgroepen die overdag en/of 's avonds veelal afwezig zijn. Overigens vindt steekproeftrekking voor milieuvragen door CBS in twee trappen plaats: de eerste representatieve steekproef (0+) dient om demografische en sociaal-economische informatie in te winnen. In een tweede trap wordt een deelsteekproef benaderd met inhoudelijk vragen, in dit geval personen van 18 jaar en ouder met de deelmodule 'Recht en Milieu (REM)'.

· De ondervraging voor CBS-onderzoek geschiedt evenredig over de 12 maanden van het jaar. Het veldwerk voor het TNO-onderzoek heeft plaatsgevonden in het najaar en de vroege winter van 1998. Mogelijk is hierdoor een verschil tussen de resultaten deels te verklaren. Er zijn aanwijzingen voor seizoenseffecten, alhoewel nooit systematisch onderzoek hiernaar is gedaan en hoewel de aanwijzingen eerder duiden op geringe dan op grote verschillen. Seizoenseffecten kunnen hooguit een gedeeltelijke verklaring vormen.

· Bij het ondervragen van proefpersonen is door het CBS gewerkt met antwoordkaarten, door TNO in 1993 wel en in 1998 niet. Aangezien de verschillen tussen de CBS- en de TNO-resultaten in beide jaren van dezelfde orde van grootte zijn, kan dit aspect geen grote rol spelen.

· De milieu-module van CBS is in een veel breder onderzoek ingebed dan de vragen van het TNO-onderzoek.

Voor een beschrijving van de werkwijze van CBS in POLS wordt verwezen naar de rapportage (1999) 'De leefsituatie van de Nederlandse bevolking, 1997. Deel 2: Criminaliteit, Milieu en Politiek'.