Geluid

Geluid is de enige klasse van verstorende factoren waarbij wordt gewerkt met brongroepen als ordenend principe voor de bronnen. Ten behoeve van het totale overzicht wordt in figuur 3.1 een beeld gegeven van de hinder en erge hinder van alle onderzochte bronnen, geclusterd per brongroep en gerangschikt naar de mate van erge hinder.

Meer gedetailleerde informatie over hinder en specifieke bronaspecten wordt behandeld in de paragrafen:


Figuur 3.1 Hinder en erge hinder van diverse geluidbronnen

Wegverkeer

Geluidhinder en rijsnelheden
Op de vraag of men in en/of om de woning wel eens geluiden van wegverkeer hoort (vraag B1), antwoord 87% bevestigend. In 1987 was dit vergelijkbaar (88%), maar in 1993 was dit percentage duidelijk lager met 75%.

Wanneer men geluiden van wegverkeer hoort, gaat het in verreweg de meeste gevallen om verkeer op een weg met een snelheidsbeperking van maximaal 50 km per uur (91%, vraag B2). Verkeer op wegen met snelheidsbeperkingen tot 80 km per uur (8%) en verkeer op snelwegen (7%) completeren het beeld. In totaal telt dit op tot 106%, wat inhoudt dat 6% van de respondenten verkeer van meer dan één weg hoort. De verdeling van de steekproef over wegverkeer verschilt iets van de verdeling in 1993 (met de peilingen van 1977 en 1987 zijn geen exacte vergelijkingen mogelijk ten gevolge van een gewijzigde vraagstelling), zie tabel 3.1.

Tabel 3.1 Het horen van wegverkeer met verschillende maximum snelheden (in procenten)
Max 50 km/uur  Max 60-80 km/uur  Max 100-120 km/uur 
1993  90  15 
1998  91 

Respondenten die wegverkeer met een maximum snelheid van 100-120 km/uur horen, lijken daarvan meer hinder te ondervinden dan mensen die wegverkeer met een maximum snelheid tot 50 km/uur horen. Zie tabel 3.2. Men bedenke hierbij echter dat er niets bekend is over de geluidbelastingen waaraan de respondenten blootstaan. De gemiddelde geluidbelasting van de respondenten die hinder door verkeer op snelwegen melden, kan hoger zijn dan de gemiddelde geluidbelasting bij respondenten die hinder door stadsverkeer melden. Derhalve mag uit deze cijfers geen harde conclusie getrokken worden.

Tabel 3.2 Hinder (A50) en erge hinder (A72) bij respondenten die wegverkeer van een bepaalde maximum snelheid horen (in procenten)
Max. 50 km/uur  Max. 60 - 80 km/uur  Max. 100-120 km/uur 
1993  aantal respondenten  n=2690  n=447 n=226 
  hinder  25 26 30
  Erge hinder  10  13  12 
1998  aantal respondenten n=3162  n=285  n=262 
  hinder 28  25  33 
  Erge hinder  10  17  16 
In het beeld voor de totale steekproef (en voor de bevolking) werkt natuurlijk door dat de overgrote meerderheid van de respondenten (91%) alleen wegverkeer hoort met wettelijke maximum snelheden tot 50 km/uur. Dit leidt ertoe dat beduidend meer mensen (erge) hinder ondervinden van wegverkeer met wettelijke maximum snelheden tot 50 km/uur dan van sneller rijdend verkeer. Dit beeld is weergegeven in tabel 3.3.

Tabel 3.3 Hinder en erge hinder in de gehele steekproef door geluid van wegverkeer met een bepaalde maximum snelheid (in procenten)
Max. 50 km/uur  Max. 60 - 80 km/uur  Max. 100-120 km/uur 
1993  aantal respondenten  n=4011  n=4029 n=4024 
  hinder  17 3 2
  Erge hinder  1
1998  aantal respondenten n=3162  n=4003  n=4003 
  hinder 28 
  Erge hinder  10 

De periode waarin de meeste hinder van wegverkeer wordt ondervonden, is verschillend voor verkeer op stads- en op snelwegen. Op stads- en doorgaande wegen (max. 50 en max. 80 km per uur) wordt de meeste hinder overdag (07 - 19 uur) ondervonden (30 respectievelijk 35%). De hinder van snelwegverkeer treedt meestal op gedurende (vrijwel) het gehele etmaal (33%), met een accent in de nacht (23 - 07 uur).

- tabel 3.1.1.a t/m 3.1.1.c -

Waarneming
De volgende geluidbronnen van het wegverkeer zijn onderzocht:

De volgorde - welk vervoermiddel het meest wordt waargenomen, welke dan, enz. - is onveranderd gebleven ten opzichte van 1993. De mate waarin de verschillende bronnen worden waargenomen is door verschillen in de gebruikte methodologie niet meer exact vergelijkbaar met de waarneming in vorige inventarisatiestudies (zie 1.4.1 en 1.5). Voor de volledigheid zijn de uitkomsten van de vorige inventarisatiestudies wel vermeld in de tabellen.

- t/m 3.1.1.f in

Hinder
Van de verschillende typen wegverkeer veroorzaken bromfietsen de meeste hinder: 15% van de bevolking wordt ernstig gehinderd. Geluiden van vrachtauto's en motoren veroorzaken bij 9% erge hinder.
Alleen ten aanzien van brom- en snorfietsen zijn de hinder en erge hinder in de afgelopen 5 jaar toegenomen. Bij alle andere wegtransportmiddelen is sprake van afname of gelijkblijven van de hinder. In het bijzonder de erge hinder (A72) is in de meeste gevallen verminderd.
De geluiden van het totaal aan wegverkeer leiden bij 45% tot hinder, bij 27% tot erge hinder. De toename van de geluidhinder van wegverkeer in zijn totaliteit sinds 1993 komt volledig op het conto van de toegenomen hinder door bromfietsen en snorfietsen.

- tabel 3.1.1.g t/m 3.1.1.j in

Specifieke bronaspecten bij geluidhinder door vrachtwagens
Aan degenen die tenminste enige hinder van vrachtwagens hebben gerapporteerd (3 of hoger op een schaal van 0 tot 10), is gevraagd om wat voor type vrachtverkeer het overwegend gaat. Ruim de helft van hen noemt doorgaand vrachtverkeer en ruim eenderde vrachtverkeer voor bevoorrading van de winkels in de buurt. Ongeveer 15% verwijst ook naar bouwverkeer of naar vrachtverkeer voor een lokaal industrieterrein. Door enkele procenten van de gehinderden wordt verder nog hinder ondervonden van vrachtverkeer voor bevoorrading van particulieren, geparkeerde vrachtwagens, vuilnis- en verhuiswagens en vrachtwagens van loonbedrijven.

3.1.2 Luchtvaart

Waarneming
De volgende bronnen zijn onderzocht in het kader van de luchtvaart: passagiers- en vrachtvliegtuigen ('grote burgerluchtvaart'), militaire vliegtuigen (exclusief helikopters), helikopters en sport- zaken- en reclamevliegtuigjes ('kleine burgerluchtvaart').
Geluiden van helikopters zijn (nog steeds) de meest waargenomen geluiden van de luchtvaart en ze worden evenveel gehoord als in voorgaande onderzoeken. Passagiers- en vrachtvliegtuigen worden door beduidend meer mensen gehoord als voorheen, militaire vliegtuigen daarentegen door veel minder mensen.

- tabel 3.1.2.a t/m 3.1.2.c in

Hinder
Het vliegverkeer in zijn totaliteit hindert met zijn geluid 26% van de populatie, waarvan de helft
(13%) in erge mate. Militaire vliegtuigen en grotere passagiers- en vrachtvliegtuigen leveren als afzonderlijke bronnen de meeste hinder.
De (erge) hinder van de totale luchtvaart is licht gestegen ten opzichte van 1993; in 1987 werd een flink hogere (erge) hinder gemeten. De individuele geluidbronnen beschouwend, vertoont de (erge) hinder van militaire vliegtuigen een dalende tendens en die van passagiers- en vrachtvliegtuigen een stijgende. Dit strookt met de veranderde waarneming van deze typen vliegtuigen.

- tabel 3.1.2.d t/m 3.1.2.g in -

Specifieke bronaspecten
Bij ondervraagde personen die op de hindervraag een score van 3 of hoger hebben gegeven (gehinderd tot ernstig gehinderd), is gevraagd naar een aantal vluchtkarakteristieken van de vliegtuigtypen die hinder veroorzaken (zie figuur 3.2). Bijna steeds blijkt het (te) laag overvliegen de meeste hinder te veroorzaken. Echter ook bij het 'normaal' overvliegen van vliegtuigen wordt men erg gehinderd. De ernstigste hinder doet zich voor bij laag overvliegende militaire vliegtuigen, in de meeste gevallen straaljagers.

- tabel 3.1.2.h t/m 3.1.2.k in -


Figuur 3.2 Hinder en erge hinder naar vliegbewegingen van typen vliegtuigen

Gevraagd naar de herkomst van de vliegtuigen, wordt met betrekking tot de grote burgerluchtvaart door 68% van de respondenten Schiphol genoemd en door 20% Zestienhoven. Alle overige vliegvelden worden hooguit door enkele procenten van de respondenten genoemd. Deze verhoudingen hangen samen met de geografische verdeling van de steekproef - en dus van de bevolking - over Nederland.
Met betrekking tot de kleine burgerluchtvaart is het antwoordpatroon meer divers. Het meest genoemd worden: Zestienhoven (23%), Lelystad (13%), Hilversum (12%), Schiphol (11%) en Teuge (10%).
Ook met betrekking tot de militaire luchtvaart is het antwoordpatroon redelijk divers. Het meest genoemd worden: Leeuwarden (20%), Gilze-Rijen (16%), Twente en Volkel (beide 15%). Militaire helikopters worden vooral toegeschreven aan Gilze-Rijen (29%) en Soesterberg (13%).Traumahelikopters worden vooral toegeschreven aan Schiphol en Zestienhoven (beide 20%); burgerhelicopters aan Schiphol (35%, De Kooij (15%) en Zestienhoven (13%).

3.1.3 Railverkeer

Waarneming
De brongroep railverkeer is samengesteld uit treinen, (snel)trams en metro. Railverkeer in totaal wordt door 31% waargenomen. Treinverkeer is de voornaamste bron van geluiden van railverkeer (27%). Geluiden van trams en metro worden door een beperkte groep waargenomen, 3% resp. 2%.

- tabel 3.1.3.a t/m 3.1.3.c -

Hinder
Geluid van railverkeer levert in zijn totaliteit hinder op bij 4% van de populatie, waarvan 2% erge hinder. In 1987 en 1993 was dit vergelijkbaar.
Het treinverkeer is de grootste bron van hinder van railverkeer: 4% ondervindt er hinder van, in 1987 en 1993 was dit 3%. De ernstige hinder van treingeluiden is sinds 1977 constant gebleven op 1%. De hinder van de metro is landelijk te verwaarlozen klein; de tram levert 1% hinder op, maar geen ernstige hinder.

- tabel 3.1.3.d t/m 3.1.3.g -

3.1.4 Scheepvaart

Waarneming
Er is onderscheid gemaakt tussen beroepsscheepvaart en pleziervaart. Vooral geluiden van de beroepsscheepvaart spelen een rol. De waarneming van scheepsgeluiden is gelijk aan die van 1993.

- tabel 3.1.4.a t/m 3.1.4.c -

Hinder
Hinder of erge hinder levert de scheepvaart nauwelijks op.

- tabel 3.1.4.d t/m 3.1.4.g -

Specifieke bronaspecten
De kleine groep gehinderden van pleziervaartuigen (n=15) wijst snelle motorboten en jetski's aan als belangrijkste bronnen van hinder.

3.1.5 Industriële en andere bedrijvigheid

Waarneming
De bedrijvigheid waarvan in deze paragraaf de geluidoverlast wordt beschreven, is zeer gevarieerd. Zij betreft naast fabrieken en bedrijven ook landbouwtrekkers, bouw- en sloopterreinen, wegenbouw,terreinen voor laden en lossen, parkeergelegenheden voor vrachtwagens,winkelstraatgeluiden, rangeerterreinen/emplacementen en militaire oefen- en schietterreinen.
Behalve de systematisch lagere waarnemingspercentages als gevolg van gewijzigde werkwijze bij het enquêteren, is er nauwelijks sprake van verschillen met de bevindingen uit 1993.

- tabel 3.1.5.a t/m 3.1.5.c in -

Hinder
Door 12% van de populatie wordt hinder ondervonden van geluiden van bedrijvigheid in zijn totaliteit (exclusief geluiden van winkelstraten, parkeergelegenheden voor vrachtwagens en rangeerterreinen), waarvan 5% erge hinder. Vergeleken met 1993 is er nauwelijks sprake van een verandering, vergeleken met 1987 betekent het een aanzienlijke daling van de hinder.
De belangrijkste bron van hinder is bouwen en slopen, wat bij 4% hinder veroorzaakt, waarvan bij 1% zelfs in erge mate. Geluiden afkomstig van fabrieken en bedrijven, laad- en losplekken, parkeergelegenheden voor vrachtwagens, wegenbouw en landbouwtrekkers worden door 2 à 3% van de respondenten hinderlijk gevonden, door 1% in erge mate. Relatief weinig hinder wordt ondervonden van winkelstraatgeluiden, rangeerterreinen en spoorwegemplacementen en militaire oefen- en schietterreinen (1% hinder, 0% erge hinder).
Wat betreft de hinder door afzonderlijke bronnen zijn er geen duidelijke veranderingen in de tijd opgetreden.

- tabel 3.1.5.d t/m 3.1.5.g

Specifieke bronaspecten
Ten aanzien van achtergrondmuziek in winkelstraten en winkels geldt dat 35%van degenen, die tenminste enige hinder ondervinden van winkelstraatgeluiden, wordt gehinderd door achtergrondmuziek; 24% van hen wordt er erg door gehinderd. Van de licht gehinderden vindt 45% de geluiden (voldoende) aangenaam, een meerderheid vindt het dus (tamelijk) onaangenaam.

Ten aanzien van geluiden van fabrieken of bedrijven geldt dat het om een breed scala aan bedrijven gaat dat grotendeels niet is gespecificeerd (59%). Voor zover wel het bedrijfstype genoemd kan worden, gaat het om chemische bedrijven (9%), auto(schade)bedrijven (5%) en agrarische bedrijven (2%).
De hinder wordt in 38% van de gevallen veroorzaakt door grote bedrijven en bij 31% door middelgrote bedrijven. Geringer is de bijdrage aan de geluidhinder van kleine werkplaatsen (14%), supermarkten en winkels (elk 3%).
Volgens ruim de helft van de gehinderden is het geluid vooral afkomstig van het bedrijf zelf; volgens een kwart van de aan- of afvoer van goederen of producten met vrachtwagens. Geluiden van vorkheftrucks en winkelwagens spelen een beperkte rol.
De hinderlijke geluiden treden volgens eenderde van de gehinderden vooral overdag op en volgens nogmaals eenderde op wisselende tijdstippen. Kleinere groepen ondervinden hinder over (bijna) het gehele etmaal (15%), vooral 's avonds (9%) of vooral 's nachts (9%).
De geluiden die hinderlijk worden gevonden treden volgens 67% van de gehinderden op bij normale bedrijfsvoering en volgens 22% bij niet-normale bedrijfsvoering.

Ten aanzien van geluiden van rangeerterreinen en spoorwegemplacementen geldt dat de gehinderden in hoofdzaak 's nachts of op wisselende tijdstippen geluiden waarnemen (35% resp. 34%), of anders overdag, 's avonds of over het hele etmaal (8%, 10% resp. 8%). Volgens driekwart van de gehinderden doen de geluiden zich voor bij normale bedrijfsvoering, volgens 11% bij niet-normale bedrijfsvoering.

De geluiden van bouw- en sloopterreinen doen zich volgens de gehinderden overwegend overdag voor (84%) en in beperkte mate op wisselende tijdstippen (10%) of gedurende het gehele etmaal (3%). De geluiden die hinderlijk worden gevonden zijn volgens de gehinderden vooral hoorbaar bij normale bedrijfsvoering (83%) en in beperkte mate bij niet-normale bedrijfsvoering (15%).
De meeste machines op bouw- en sloopterreinen worden door een ruime meerderheid van de gehinderden waargenomen (waarneming in de range 50-80%), althans voorzover de ruime meerderheid de specifieke geluidbron herkent. Relatief onbekend is men met de geluiden van motorcompressoren, stoomaggregaten, mobiele waterpompen, bouwliften en hydraulische aggregaten (weet niet in range 43-49%). De heimachine en sloophamer/drilboor worden nog het best herkend (door 88% resp. 78%). De waargenomen machines die de meeste hinder veroorzaken zijn heimachines, sloophamers/drilboren, motorcompressoren en (stoom- of hydraulische) aggregaten. Relatief weinig hinder heeft men van bouwliften en mobiele kranen. Op het niveau van de toestellen is geen directe vergelijking mogelijk met de enquête van 1987 doordat de vragen over de toestellen destijds aan alle respondenten zijn gevraagd en nu aan een selectie van de respondenten. De percentages hinder en erge hinder verschillen hierdoor van elkaar. Wel zijn het nog steeds dezelfde machines die de meeste hinder veroorzaken.

Voor geluiden van de wegenbouw geldt dat de (tenminste enigszins) gehinderden in meerderheid (75%) overdag geluidhinder ondervinden en in beperkte mate 's nachts of op wisselende tijdstippen (8% en 11%). De geluiden worden volgens de gehinderden overwegend bij normale bedrijfsvoering geproduceerd (82%). De wegdekfreesmachine wordt door 53% van de gehinderden wel eens gehoord; 38% van de gehinderden weet niet of ze deze machine horen. Onduidelijk is welke andere machines bij deze mensen geluidhinder veroorzaken. Van degenen die de wegdekfreesmachine horen bij wegenbouw, is 63% erdoor gehinderd. Daaronder valt de groep van 37% die in erge mate is gehinderd.

Ten aanzien van geluiden van militaire oefen- of schietterreinen geldt dat de (tenminste enigszins) gehinderden in meerderheid artillerie noemen als bron van geluidhinder. Daarnaast worden handvuurwapens en helikopters als bronnen van geluidhinder genoemd door circa één op de vijf respectievelijk zes gehinderden.

3.1.6 Geluiden van recreatieve activiteiten

Waarneming
De recreatieve activiteiten waarvan de hinder is nagegaan zijn kermissen (ook circussen, pretparken, braderieën), disco's (ook dancings, andere horecagelegenheden), oefenlokalen voor muziekverenigingen, sportvelden (ook stadions, sporthallen, zwembaden, tennisvelden, 'half pipes', etc), racecircuits (ook crosscircuits, skelterbanen), ultralichte vliegtuigjes, modelvliegtuigjes en massa -evenementen in de openlucht (zoals popconcerten).
De meest gehoorde recreatieve activiteit is de kermis en aanverwante evenementen, die door 28% wordt waargenomen. Ook geluiden van sportvelden/uit stadions en van massa-evenementen zoals popconcerten worden door meer dan 10% gehoord. De overige bronnen zijn op nationaal niveau minder relevant. Er zijn beperkte verschuivingen opgetreden sinds 1993.

- tabel 3.1.6.a t/m 3.1.6.c -

Hinder
De onderzochte recreatieve activiteiten zijn verantwoordelijk voor hinder bij maximaal 5% van de populatie. De activiteiten die de meeste hinder veroorzaken zijn de kermissen e.d., horecagelegenheden, massa-evenementen in de open lucht en activiteiten op sportcomplexen (5%, 4%, 3% en 2% respectievelijk). De bijbehorende erge hinder is 1 à 2%.
In totaal leiden deze recreatieve activiteiten bij 13% van de populatie tot hinder, bij 6% tot erge hinder. Dit houdt het midden tussen de bevindingen uit 1987 en 1993.

- tabel 3.1.6.d t/m 31.6.g -

Specifieke bronaspecten
Geluiden van kermissen, braderieën en dergelijke worden door de grootste groep zowel door-de-weeks als in het weekeind gehoord (47%), door een iets kleinere groep alleen in het weekeinde (41%).Een beperkte groep hoort dergelijke geluiden alleen door-de-weeks.
Wat betreft het type geluid van discotheken, dancings en andere horecagelegenheden blijkt de hinder voornamelijk door de muziek te worden veroorzaakt (bij 71% van de gehinderden) en door komende en vertrekkende bezoekers (58%). Terrasgeluiden spelen een beperktere rol in de geluidhinder (16%), evenals geluiden van laden en lossen (5%) en luchtafzuigers/ventilatoren (3%).

3.1.7 Geluiden uit buurwoningen

Waarneming
Wat betreft het type geluiden dat vanuit buurwoningen hinder kan opleveren, is gevraagd naar geluiden van sanitair en/of installaties, contactgeluiden (bijv. traplopen, slaande deuren), radio/TV en doe-het-zelfactiviteiten
Contactgeluiden en doe-het-zelf apparaten worden het meest frequent waargenomen, door ruim de helft van de respondenten. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 1993. De overige geluidbronnen worden door minder dan de helft waargenomen.

- tabel 3.1.7.a t/m 3.1.7.c -

Hinder
De radio, televisie en geluidinstallaties vormen de grootste bron van erge hinder door buren: 17% ondervindt hinder, inclusief 9% erge hinder. Iets minder overlast heeft men door contactgeluiden en doe-het-zelf activiteiten van de buren: 17% is gehinderd waarvan 7% ernstig.
Sanitaire en installatiegeluiden veroorzaken in 7% van de buurwoningen hinder (waarvan 3% erg).
Het totaal aan 'buurgeluiden' veroorzaakt bij 40% van de bevolking hinder en bij 22% zelfs in erge mate. Daarmee zijn geluiden uit buurwoningen na wegverkeerslawaai in omvang de tweede bron van geluidhinder. In 1993 zijn aanzienlijk lagere hinderpercentages gevonden (23% hinder, 13% erge hinder) en in 1987 vrijwel dezelfde. Het verschil met 1993 wordt voornamelijk veroorzaakt door een grotere gerapporteerde hinder van radio/tv en doe-het-zelf activiteiten. Overigens is de geluidhinder van radio/tv in 1998 even groot als in 1987. De vergelijking van doe-het-zelf geluiden tussen 1998 en 1987 is lastig, gezien de verschillen in benaming van de bronnen.

- tabel 3.1.7.d t/m 3.1.7.f -

Specifieke bronaspecten
Ten aanzien van installatie- of sanitaire geluiden van de buren geldt, dat de gehinderden overwegend (89%) het doortrekken van de WC noemen als hinderlijk geluid. Voor 43% zijn geluiden van de waterleiding en -afvoer hinderlijk en voor 10% van centrale verwarmingssystemen van de buren. Geluiden van wasmachine, ventilatie of van douchen, baden of plassen worden door minder dan 5% van de gehinderden gehoord.

Van de contactgeluiden van de buren beschouwt tweederde van de gehinderden het traplopen en slaande deuren als hinderlijk, de helft het lopen op harde vloeren. Geluiden door verschuiven van meubilair of van de wasmachine of door bonken worden nauwelijks hinderlijk gevonden.
Van de doe-het-zelf apparaten van de buren wordt het geluid van de elektrische boormachine hinderlijk gevonden door 88%. Minder hinder wordt ondervonden van de elektrische zaag of andere elektrische doe-het-zelf-apparatuur. Ruim 10% ondervindt wel eens hinder van hogedrukreinigers en hameren of timmeren. Overig (niet-elektrisch) doe-het-zelf-.gereedschap veroorzaakt nauwelijks hinder.

3.1.8 Overige geluiden in de woonomgeving

Waarneming
De overige geluiden die men zoal in of om de woning kan waarnemen zijn zeer divers: buiten spelende kinderen, kerkklokken of moskeeën, (huis)dieren van buren, apparaten voor onderhoud van straten en openbaar groen, apparaten voor tuinonderhoud, glasbakken, lift en/of stortkoker in woongebouwen en tot slot andere bronnen van menselijke geluiden
De waarnemingsfrequenties zijn in grote lijn vergelijkbaar met eerdere bevindingen uit 1993. Alleen de waarneming van geluiden van lift en/of stortkoker is, waarschijnlijk door een verschil in benaming, aanzienlijk geringer dan de waargenomen "geluiden uit openbare ruimten " in 1993.

- tabel 3.1.8.a t/m 3.1.8.c in -

Hinder
De meeste hinder wordt gerapporteerd over de categorie 'andere menselijke geluiden, zoals lopen, stemmen, levende muziek': 14% hinder waarvan 6% erge hinder. Van een vergelijkbaar niveau is de hinder van geluiden van (huis)dieren van buren: 11% van de steekproef vindt deze hinderlijk, waarvan 5% in erge mate. Verder worden geluiden van straat- en groenonderhoudswerkzaamheden en van kerkklokken en moskeeën door 3% erg hinderlijk gevonden. Een enkeling heeft erge hinder van geluiden van tuinonderhoud, spelende kinderen en glasbakken. De geluiden van lift en/of stortkoker in flatgebouwen levert bij 1% in de steekproef hinder op. Bij dat deel van de steekproef dat in een flat of etagewoning woont, is er hinder door geluiden van lift of stortkoker bij 5%, inclusief 2% erge hinder.
Ook in eerdere inventarisaties is de hinder van geluiden uit de woonomgeving bekeken. Het totaal aan deze geluiden levert 24% hinder op, waarvan 12% erge hinder. De omgevingsgeluiden werden in 1993 ongeveer even hinderlijk gevonden. Opmerkelijk is dat de categorie 'andere menselijke geluiden' in 1993 een beduidend lagere hinder scoorde. Dit is mogelijk te wijten aan het ontbreken van de toelichting 'zoals lopen, stemmen, levende muziek' in de vraagstelling.

- tabel 3.1.8.d t/m 3.1.8.g -

Specifieke bronaspecten

Ten aanzien van geluiden van tuinonderhoud door de buren geldt, dat de motorgrasmaaier voor de grootste groep gehinderden (74%) de bron van geluidhinder is, op enige afstand gevolgd door de elektrische heggenschaar (36%). Omstreeks 5% noemt de handgrasmaaier, de bladblazer en de hogedrukreiniger of kettingzaag als bron van hinder.

Ten aanzien van geluiden van onderhoud van straten en openbaar groen geldt, dat (ruim) de helft van de gehinderden de vuilnisauto en gazongrasmaaiers noemen, een iets kleinere groep de veegmachine (42%), eenderde de bladblazer of -zuiger, een kwart de houtversnipperaar en een vijfde de kettingzaag. Circa 5% wordt gehinderd door trilmachines, kolkenzuigers of andere machines.

Geluiden van glasbakken worden door bijna de helft van de gehinderden overdag het meest hinderlijk gevonden (48%). Ook de geluiden 's nachts, 's avonds en op wisselende tijdstippen vindt een aanzienlijke groep hinderlijk (21%, 13% resp. 13%).