Samenvatting

Het primaire doel van dit onderzoek is het verschaffen van inzicht in de verspreiding en de ernst van verstoring in Nederland door geluid, trillingen, geur, risicobeleving en enkele deelaspecten van leefbaarheid, zoals drukte/ruimtebeslag. Dit rapport verschaft de gegevens die nodig zijn voor dit inzicht.
Daarnaast zijn waar mogelijk de oorzaken van de verstoringen vastgesteld, zodat aangrijpingspunten voor brongericht beleid zichtbaar worden.
Voor geluid is dit de vierde landelijke peiling; eerdere peilingen vonden plaats in 1977, 1987 en 1993. Voor trillingen, geur en ervaren risico's is dit de tweede landelijke peiling. De resultaten van de opeenvolgende peilingen zijn met elkaar vergeleken zodat trends in de tijd duidelijk worden.
In de eerdere peilingen was 'hinder' het enige effect waarnaar gevraagd werd. Daar is nu slaapverstoring aan toegevoegd. Tevens is aandacht besteed aan de factoren 'bezorgdheid' en 'vermijdbaarheid' omdat uit ander onderzoek duidelijk is geworden dat dit twee belangrijke factoren zijn die de hinder beïnvloeden.
Van begin oktober tot half december 1998 werd een face-to-face enquête afgenomen bij 4.003 inwoners van Nederland van 16 jaar en ouder. Deze steekproef vormt - na herweging voor leeftijd en regio - een goede afspiegeling van de totale Nederlandse bevolking. In dit rapport zijn vergelijkingen gemaakt met onderzoeken in enkele provincies. Bij deze vergelijkingen moet men zich wel bedenken, dat allerlei zaken die zich op lokaal of regionaal niveau voordoen, in een landelijke inventarisatie kunnen worden 'uitgemiddeld' en dus onzichtbaar worden. Problemen die in de landelijke cijfers niet of nauwelijks zichtbaar worden, kunnen op lokaal of regionaal niveau wel degelijk groot zijn.

Hinder
Wegverkeer is in Nederland de voornaamste bron van diverse verstoringen. Het veroorzaakt ernstige hinder door geluid bij 27% van de bevolking, door geur bij 6% en door trillingen bij 5% . Na geluid van wegverkeer volgt dat van de buren (22%) en van de luchtvaart (13%). Zij vormen, net als in de vorige peilingen, de 'grote drie' op het gebied van geluidhinder, voor recreatie (6%), de industrie (5%) en railverkeer (2%). Een belangrijke categorie is ook 'overige geluiden uit de woonomgeving' (12%), maar dit is een verzamelcategorie met vele en veelsoortige geluidbronnen. Dit beeld (zowel volgorde als hoogte van de erge hinder) komt in hoge mate overeen met het beeld van de vorige peilingen. De erge hinder door de 'grote drie' is niet of nauwelijks (wegverkeer van 25 naar 27% en luchtvaart van 12 naar 13% liggen binnen de marge van de steekproeftoevalligheden) tot sterk (buren van 13 naar 22%) toegenomen ten opzichte van 1993.

De meeste hinder door geluid van wegverkeer in de bebouwde kom en op provinciale wegen wordt overdag ondervonden. Geluidhinder door verkeer op snelwegen gaat het hele etmaal door. De toename van de erge geluidhinder door wegverkeer komt geheel voor rekening van brom- en snorfietsen. Zonder deze twee zou er sprake zijn geweest van een verdere daling van de geluidhinder door wegverkeer. Bezorgdheid over de eigen veiligheid en het idee dat het geluid enigermate vermijdbaar (en dus onnodig) is, vormen belangrijke verklaringen voor de hinder: ook op deze factoren scoren vooral bromfietsen hoog in vergelijking met andere vervoermiddelen.

Hinder door buurgeluiden komt vooral door het te hard spelen van radio/tv/stereo, van contactgeluiden (lopen op trappen of op een harde vloerbedekking) en doe-het-zelf activiteiten. Aan dit laatste zal de actieve huizenmarkt ongetwijfeld debet zijn. Dit onderzoek levert geen volledige verklaring voor de aanzienlijke toename van de hinder door burengeluid.

De hinder door de luchtvaart wordt vooral veroorzaakt door militaire vliegtuigen en door de grote burgerluchtvaart (passagiers- en vrachtvliegtuigen). De tendens over de jaren is tegengesteld: de hinder door de grote burgerluchtvaart is sinds 1993 iets toegenomen terwijl de hinder door militaire vliegtuigen sinds 1987 gestaag afneemt.

Hoewel het uit individuele gesprekken met klagers of gehinderden ten gevolge van industrie of andere bedrijvigheid wel eens lijkt of mensen vooral hinder ondervinden door incidenten, blijkt uit dit onderzoek dat de meeste mensen hinder ondervinden bij normale bedrijfsvoering (afhankelijk van de bron circa 65 tot 80%).

Wanneer naar individuele geluidbronnen wordt gekeken, is de erge hinder bij de helft exact gelijk gebleven aan de erge hinder die in 1993 gemeten is. Bij ongeveer 40% is het verschil met 1993 niet meer dan 2% (hoger of lager). Bij bijna 10% van de geluidbronnen is de afwijking meer dan 2%. Het gaat hierbij om: bromfietsen, radio/stereo/tv van de buren (+3%), personenauto's/taxi's, bestelauto's (-3%).
Wanneer niet alleen naar de erge hinder wordt gekeken, maar ook naar de 'gewone' hinder, dan is de hinder van circa 25% van alle bronnen exact gelijk gebleven. Bij iets meer dan 50% is het verschil met 1993 niet meer dan 2%. Bij bijna 25% van de bronnen is de afwijking meer dan 2%, en in de meeste gevallen is dit een afwijking naar meer hinder: bromfietsen (+8%), doe-het-zelf apparaten van de buren (+7%), snorfietsen, contactgeluiden van de buren (trappen lopen, slaan met deuren e.d.), radio/stereo/tv van de buren (+6%), onderhoud van straten en openbaar groen(+4%) en passagiers- en vrachtvliegtuigen (+3%). In een enkel geval is er minder hinder: bestelauto's, geluiden uit openbare ruimten (lift, stortkoker e.d.) (-3%).

De hinder en erge hinder door geuren is nauwelijks veranderd ten opzichte van 1993. De riolering is de voornaamste bron van erge geurhinder (11%), gevolgd door het wegverkeer, fabrieken en bedrijven, agrarische bedrijven en de buren (elk in de orde van grootte van 4 à 5%).

Ook voor hinder en erge hinder door trillingen geldt eenzelfde beeld als in 1993: wegverkeer is de voornaamste bron van erge hinder (iets meer dan 5%), gevolgd door de luchtvaart (bijna 4%).

In dit onderzoek is getracht een indicatie te verkrijgen over de mate waarin hinder door laagfrequent geluid voorkomt. Dit is niet geheel gelukt doordat een eenduidig diagnostisch instrument op grond waarvan kan worden beslist wanneer respondenten laagfrequent geluid bedoelen en wanneer niet, ontbreekt. Afhankelijk van de criteria die men hanteert komt men op maximaal 15%. Wanneer men het criterium één stap scherper zet, daalt dit al direct tot 4%.

Slaapverstoring
In het voorgaande is de hinder besproken. Ook over de verspreiding en de ernst van slaapverstoring door diverse bronnen levert dit onderzoek interessante gegevens. De meeste slaapverstoring wordt veroorzaakt door geluid van wegverkeer en van de buren. Van het wegverkeer zijn het vooral brommers en vrachtwagens die erge slaapverstoring veroorzaken, met respectievelijk 4 en 3%. Bij geluiden van de buren gaat het vooral om contactgeluiden (lopen op trappen of harde vloerbedekking, slaan met deuren) en radio/tv/stereo (beide 3% erge slaapverstoring). De grote burgerluchtvaart veroorzaakt bij circa 2% van de respondenten erge slaapverstoring. Railverkeer, industrie en andere bedrijvigheid, en recreatieve activiteiten bezorgen circa 1% van de respondenten erge slaapverstoring. Slaapverstoring door geur komt slechts sporadisch voor. Slaapverstoring door trillingen komt iets meer voor, vooral door wegverkeer (bijna 2%) en vliegtuigen (1%).

Bezorgdheid
De 'top vier' van omstandigheden waar men bezorgd over is wanneer men daarin verkeert, zijn het wonen op verontreinigde grond, het wonen langs een transportroute voor gevaarlijke stoffen, het wonen in een drukke straat en het wonen in de buurt van (petro)chemische industrie, met respectievelijk 47, 40, 38 en 37% erg bezorgde respondenten. Als het gaat om mogelijke gevolgen voor de gezondheid op lange termijn, is men vooral beducht voor luchtverontreiniging en voor milieuverontreiniging in het algemeen (beide 43% erg bezorgd).
Over de mogelijke invloed van de nabijheid van individuele verstoringsbronnen op de gezondheid maakt men zich over het algemeen weinig bezorgd. Een uitzondering vormen helikopters, de metro en sport- en zakenvliegtuigjes. In dit onderzoek is niet nagegaan waardoor deze uitzonderingspositie wordt veroorzaakt.
Over geur maakt men zich alleen bezorgd als het in verband kan worden gebracht met vliegtuigen, wegverkeer, schepen, fabrieken en bedrijven en dergelijke. Geuren van waterzuiveringsinstallaties, restaurants, buren (kookluchtjes) en agrarische bedrijven (mest) worden in mindere mate met gezondheid in verband gebracht. Ook bij trillingen is men slechts in heel beperkte mate bezorgd over de effecten op de gezondheid.

Vermijdbaarheid
Er is een - zij het niet sterk - verband tussen de mate waarin men het idee heeft dat er gemakkelijk iets tegen het geluid/de geur/de trillingen kan worden gedaan en de hinder die men ervan ondervindt: hoe makkelijker er iets aan gedaan kan worden - naar het idee van de respondenten - hoe meer hinder. Bij de meeste bronnen denkt men dat verbetering van de situatie niet makkelijk zal zijn. Bij enkele bronnen heeft men duidelijk het idee dat er wèl eenvoudig iets aan gedaan zou kunnen worden: geluid van de metro, van sport- zaken- en reclamevliegtuigjes, van helikopters, parkeergelegenheden voor vrachtwagens, radio/tv/stereo en contactgeluiden van de buren, horecagelegenheden en oefenlokalen voor bands.

Leefbaarheid
Wanneer men het begrip 'leefbaarheid' op een hoog abstractieniveau benadert door te vragen naar de tevredenheid met de woning en met de woonomgeving, is ruim 90% van de respondenten tevreden. Wanneer men vervolgens afdaalt naar meer concrete niveaus, komen er toch wat negatieve punten naar voren. Een belangrijk negatief punt is de drukte/volheid, vooral op weg naar het werk en in het openbaar vervoer. Andere aspecten waarover relatief veel negatieve reacties komen, zijn: verkeersveiligheid, de kwaliteit van water in singels, sloten en kanalen, zwerfvuil, sociale onveiligheid/criminaliteit, de kwaliteit van het openbaar vervoer, verkeersgeluid en de kwaliteit van de isolatie van de woning ten opzichte van de buren. Tussen 34 en 42% van de respondenten beoordeelt deze aspecten van de woonomgeving als matig tot slecht.

Verschillen tussen provincies
Wegverkeer is in alle provincies de meest hinderlijke geluidbron, met uitzondering van Friesland, waar vliegtuigen even hinderlijk zijn. Wegverkeer is in Groningen, Friesland en Drenthe minder hinderlijk dan in de overige provincies. Zeeland heeft de minste hinder door de luchtvaart. In Flevoland en Noord-Holland treffen we de meeste hinder door de grote burgerluchtvaart aan. In Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg zijn militaire vliegtuigen de meest voorkomende bron van hinder door de luchtvaart.

In Noord-Holland en Flevoland treffen we ook de meeste slaapverstoring door de grote burgerluchtvaart aan. In Limburg is relatief veel slaapverstoring door militaire vliegtuigen.

Hinder door trillingen komt relatief weinig voor in de drie noordelijke provincies. Hinder door geur van wegverkeer komt het meest voor in het westen en midden van het land. Hinder door geur van industrieën en bedrijven komt het minst voor in Flevoland en Friesland. Stankoverlast door agrarische bedrijven komt het meest voor in Friesland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Overigens geldt ook op het niveau van provincies dat lokale of regionale problemen onzichtbaar kunnen blijven.