8 Subjectieve vermijdbaarheid van verstoringen

Nagegaan is hoe de tenminste in lichte mate gehinderden (score 3 of hoger op een schaal van 0 tot 10) denken over de moeilijkheidsgraad voor bevoegde instanties om de overlast of althans de invloed van verstoringsbronnen bij de woning te verminderen. De gedachte achter deze vraag is, dat de hinder van een geluidbron naar verwachting zal toenemen als men het idee heeft dat het geluid gemakkelijk kan worden verminderd (zie paragraaf 1.3.4).
De scores op de 11-punsschaal zijn omgezet in de klassen 'gemakkelijk' (0-3), 'niet gemakkelijk en niet moeilijk' (4-7) en 'moeilijk' (8-10).

Subjectieve vermijdbaarheid van geluid


In figuur 6.1 wordt een overzicht geboden voor geluidbronnen. Hierin wordt het beeld zichtbaar dat men inschat dat ingrijpen over het algemeen tamelijk moeilijk zal zijn. Voor het grootste deel van de geluidbronnen beoordeelt de meerderheid van de gehinderden het ingrijpen als 'moeilijk' of 'niet moeilijk en niet gemakkelijk'.

Verminderen van geluid door instanties zou volgens minstens 50% van de gehinderden moeilijk zijn in geval van geluiden van: beroepsscheepvaart, personenauto's en taxi's, passagiers- en vrachtvliegtuigen, treinen, rangeerterrein/spoorwegemplacementen, militaire oefen- of schietterreinen, burgerschietbanen, bouw/sloopterreinen, wegenbouw, winkelstraatgeluiden, kerkklokken en moskeeoproepen en tot slot sanitaire en installatiegeluiden van buren.
In sommige gevallen zijn interventies volgens de gehinderden relatief gemakkelijk. Dat geldt voor verstoring door geluid van de metro, sport-, zaken of reclamevliegtuigjes, helikopters en door radio, stereo of TV van de buren.


Figuur 6.1Subjectieve vermijdbaarheid van verstoring door geluidsbronnen

Subjectieve vermijdbaarheid van geuren

Ingrijpen tegen geuroverlast door instanties wordt over het algemeen tamelijk moeilijk gevonden, vooral waar het gaat om wegverkeer, luchtvaart, agrarische bedrijven en fabrieken en bedrijven als bron ervan (zie figuur 6.2). Relatief het gemakkelijkst zou het zijn om in te grijpen tegen geuroverlast door (huisdieren van) buren, restaurants en snackbars, riolering, schepen en diesellocomotieven.

Subjectieve vermijdbaarheid van trillingen


Naar de inschatting van de gehinderden is het over het algemeen lastig om iets te doen aan trillingen (zie ook figuur 6.2). De helft tot tweederde acht ingrijpen moeilijk. Vooral trillingen door treinverkeer zou men moeilijk kunnen verminderen.
Toch is er altijd nog een groep van zo'n 20 à 30% die vindt dat ingrijpen gemakkelijk is.


Figuur 6.2 Subjectieve vermijdbaarheid van verstoring door geur- en trillingsbronnen.

Samenhang tussen hinder en subjectieve vermijdbaarheid


De hypothese is dat naarmate men denkt dat het gemakkelijker is voor instanties om de verstoringen aan te pakken, men op den duur meer hinder zal gaan ondervinden. Uit de samenhang tussen hinderscores en de inschatting van interventiemogelijkheden blijkt dat in bijna de helft van de gevallen (33 van de 68 bronnen) sprake is van een significante relatie tussen deze factoren (zie tabel 6.1 van bijlage 7). De negatieve correlatiefactor ondersteunt bovenstaande hypothese. De sterkte van het verband is voor 13 bronnen zwak (range -0.06 tot -0.10) en voor 17 bronnen matig (range -0,11 tot -0,21).
Sterker is de relatie voor geluid van race- en crosscircuits en skelterbanen (r= -0,36) en uitermate sterk is die voor geluid van burgerschietbanen (r= -0,77).

Samenhang tussen slaapverstoring en subjectieve vermijdbaarheid


Uit de analyse van correlatiefactoren komt globaal hetzelfde beeld als hierboven: ongeveer de helft van de bronnen laat een significante relatie zien, veelal zwak tot matig (zie tabel 6.1 van bijlage 7). De sterkste relaties gelden voor trillingen door onbekende bronnen (r= -0,24) en geluid van parkeergelegenheden voor vrachtwagens (r= -0,23).
Opmerkelijk is de sterke positieve correlatie voor de bron 'trillingen door natuurlijke bodembewegingen' (r=0,29) en de zwakke voor de bron 'radio, stereo en televisie van buren' (r=0,07). Onduidelijk is waarom in deze gevallen de relatie in omgekeerde richting loopt.

Samenhang tussen bezorgdheid en subjectieve vermijdbaarheid


Voor 10 bronnen is een significante samenhang gevonden tussen bezorgdheid en subjectieve vermijdbaarheid (zie tabel 6.1 van bijlage 7). Opnieuw is de relatie overwegend zwak of matig en opnieuw is in twee gevallen een positieve correlatie gevonden: bij de bron 'trillingen door natuurlijke bodembewegingen'(r=0,33) en bij 'geluid van bouw- en sloopterreinen'(r=0,12).