Afdeling
4 Verbod vuur te stoken.
Artikel 107 Verbod vuur te stoken
- Het is verboden in de openlucht vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde
verbod.
- De ontheffing bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd:
a. in het belang van de openbare orde en veiligheid;
b. ter bescherming van de woon- en leefomgeving;
c. ter bescherming van de flora en de fauna;
d. ter voorkoming van hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu door rook, roet,
stof, walm of stank.
- Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover:
a. op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, artikel 429, aanhef en onder 1 of 3,
Wetboek van Strafrecht of de provinciale milieuverordening van toepassing is, of
b. het betreft verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke of het betreft
vuur voor koken, bakken en braden, indien dat geen gevaar oplevert voor de omgeving.
Afdeling 5 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast.
Artikel 108 opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans e.d.
- Burgemeester en wethouders kunnen, in de open lucht, buiten de weg gelegen plaatsen
aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter
voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare
gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen
of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van
de door hen gestelde regels:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of
onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. caravans, kampeerwagen, boten, tenten en andere dergelijke, gewoonlijk voor recreatieve
doeleinden gebezigde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan
geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
- In het eerste lid wordt onder weg verstaan, hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel
1 onder A.
- Het is verboden op een door burgemeester en wethouders krachtens het eerste lid
aangewezen plaats een door hen aangeduid voorwerp of stof:
a. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben; dan wel
b. op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door
hen gestelde regels.
- Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, Wet op de
Ruimtelijke ordening of de Provinciale verordening Utrecht van toepassing is.
Artikel 109 ontsierende, hinderlijke of gevaarlijke reclames e.d.
- Het is de rechthebbende op een onroerende zaak alsmede de hoofdgebruiker van die zaak
verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop
aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van
handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan
ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar
is.
- Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ren aanzien van:
a. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende
zaak;
b. opschriften en aankondigingen op zuilen, borden, muren of andere constructies,
aangewezen door de overheid;
c. opschriften en aankondigingen betrekking hebbend op:
- openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende
zaak, voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
- het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend
of waarvoor die zaak is bestemd, zomede op naamborden;
mits deze opschriften en aankondigingen gezamenlijk geen grotere oppervlakte hebben dan
0,50 m2 en geen van alle een grotere afmeting in een richting hebben dan 1,00 meter en
mits deze opschriften en aankondigingen zijn aangebracht op of aan het onroerend goed.
d. opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van in uitvoering zijnde
bouwwerken en/of op de namen van degenen die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het
bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in
uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zolang zij feitelijke
betekenis hebben;
e. opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien
deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;
f. opschriften en aankondigingen van kennelijk tijdelijke aard, voor zolang zij feitelijke
betekenis hebben, mits van het aanbrengen ervan tevoren door of vanwege de rechthebbende
of de hoofdgebruiker van de onroerende zaak schriftelijk kennisgeving is gedaan aan
burgemeester en wethouders en dit college niet binnen 2 weken na ontvangst van die
kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken.Zodanige opschriften en aankondigingen
worden geacht hun tijdelijk karakter te hebben verloren, wanneer deze gedurende meer dan 9
weken op de onroerende zaak aanwezig zijn.
- Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover de Woningwet, op de
Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Monumentenwet, de Provinciale
landschapsverordening, de gemeentelijke monumentenverordening of artikel 21 van toepassing
is.
- Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd
a. indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet
aan redelijke eisen van welstand;
b. in het belang van de verkeersveiligheid;
c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de
nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 110 Aanschrijving.
Indien door een opschrift, aankondiging of afbeelding als bedoeld in het tweede lid van
artikel 109, dan wel aangebracht voor een ander doel dan handelsreclame, de veiligheid van
het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder voor de omgeving wordt
veroorzaakt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de rechthebbende onderscheidenlijk de
hoofdgebruiker van het onroerend goed aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter
voorkoming, ter beperking of ter opheffing van dit gevaar of deze hinder. Degene tot wie
de aanschrijving is gericht, of diens rechtsopvolger, is verplicht deze aanschrijving op
te volgen.
Afdeling 6 Maatregelen tegen geluidoverlast.
Artikel 111 Geluidhinder.
- Het is verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te
verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving
geluidhinder wordt veroorzaakt.
- Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid bepaalde ontheffing
verlenen.
- Het in het eerste lid bepaalde geldt niet, voor zover artikel 69, de Wet milieubeheer,
de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van
Strafrecht, de Luchtvaarwet, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990 of het
Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen van toepassing is.
Afdeling 7 Openbaar water
Artikel 112 Gebruik van openbaar
water.
- Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van
burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven
openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.
- Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of
gevoelens worden geopenbaard.
- Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens
worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang
of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de
bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig beheer en onderhoud van het
openbaar water.
- Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de
Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal reglement Utrecht of het Bijzonder
reglement Utrecht van toepassing is.
Afdeling 8 Crosswedstrijden, crossen, motor- en
ruiterverkeer.
Artikel 113 Crossterreinen.
- Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld
in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1 onderdeel i,
van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een wedstrijd dan wel, ter
voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden
dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het
kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
- Burgemeester en wethouders kunnen terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid
getelde verbod niet van toepassing is. Zij kunnen daarbij regels stellen ten aanzien van
het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter
bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde
wedstrijden en ritten en /of van het publiek.
- Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 onder A
daaronder verstaat.
- Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het
Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 114 Beperking verkeer in natuurgebieden.
- Burgemeester en wethouders kunnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken,
plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan
zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in
artikel 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard
aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
- Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:
a. zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorig lid of met een
fiets of met een paard te bevinden; dan wel
b. zich met een motorvoertuig of een bromfiets of met een fiets of met een paard te
bevinden buiten de in die aanwijzing aangeduide en als zodanig gemarkeerde paden; dan wel
c. zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een paard te bevinden op een in
die aanwijzing aangeduid tijdstip.
- Het in het tweede lid gesteld verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en
bromfietsen en voor berijders van paarden
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens
artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 aangewezen
hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door
burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen;
c. die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift moeten
worden uitgevoerd;
d. van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen gelegen binnen de
door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde
personen.
- Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a. op primaire en secundaire wegen als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;
b. op wegen gelegen binnen de krachtens de provinciale Verordening verkeersbeperking ter
bescherming van de natuur aangewezen natuurgebieden;
c. binnen de bij of krachtens de provinciale 'Verordening stiltegebieden' aangewezen
stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn
aangewezen als "toestel".
- Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde
verbod.
Afdeling 9 Straatnaamborden, huisnummers e.d.
Artikel 115 Gedoogplicht aanduidingen.
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat
bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders,
straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en
wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Burgemeester en wethouders geven tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als
bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of
wijzigen van straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen,
huisnummers en wijkaanduidingen.
Artikel 116 Verwijdering e.d. aanduidingen.
- Het is verboden enige aanduiding als bedoeld in artikel 115,
eerste lid, te verwijderen, wijzigen, beschadigen, verplaatsen of onleesbaar te maken.
- Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het
Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
- Het in het eerste lid bepaalde geldt nier voor de
rechthebbende op een bouwwerk die met inachtneming van het door burgemeester en wethouders
vastgestelde huisnummer de aanduiding hiervan in afwijkende vorm wenst aan te brengen.
Burgemeester en wethouders kunnen ter zake nadere regels stellen.
Afdeling
10 Verstrooing van as
Artikel 116a Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing:
het verstrooien van as door ledigen van de asbus, als bedoeld in de Wet op de
Lijkbezorging, op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een
permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 116b
- Incidentele asverstrooing is verboden op:
a. verharde delen van de weg;
b. gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriaterreinen;
c. speelplaatsen
- Burgemeester en wethouders kunnen een besluit nemen, waarin
voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste
lid asverstrooiing plaatsvindt.
- Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van de
nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing
verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en
cremaoriumterreinen.
Artikel 116c
Incidentele asverstrooiing is verboden, indien daardoor hinder of overlast wordt
veroorzaakt voor derden.